Mythe 2: Industriële landbouw gaat de wereld voeden

Publicatiedatum
Afbeelding
Afbeelding
Mythe 2: Industriële landbouw kan de wereld voeden
Inleiding

Voedsel Anders Nederland en Vlaanderen weerleggen samen een aantal hardnekkige mythes over landbouw en voedsel. De tweede mythe: Industriële landbouw gaat de wereld voeden. 

De mythe

Biologische en bij uitbreiding agro-ecologische landbouw kan de wereld niet voeden, omdat de opbrengsten niet hoog genoeg zijn. Met een stijgende wereldbevolking, tot 9 of 10 miljard in 2050, moet de productiviteit van de landbouw omhoog, en dat met liefst 70%, volgens een schatting van de FAO. Als we zouden inzetten op agro-ecologie, zouden bijkomende gronden nodig zijn en zouden we dus extra bossen moeten kappen. Door opbrengstmaximalisatie kunnen we dit laatste vermijden en kan er grond beschikbaar blijven voor natuur.

De weerlegging

De industriële landbouw voedt de wereld niet en ze kan de wereld op termijn ook niet voeden. Momenteel komt 30% van het voedsel in de wereld van grote bedrijven en 70% van kleine boeren. De industriële landbouw is sterk afhankelijk van fossiele brandstoffen voor toepassing van kunstmest, bestrijdingsmiddelen, irrigatie, zware machines en transport. Deze vorm van landbouw put watervoorraden en bodems in verontrustend tempo uit. Bovendien levert het een grote bijdrage aan de uitstoot van broeikasgassen. Meer van hetzelfde is geen optie. Daar wezen grote internationale onderzoeken van het IAASTD en het rapport “Wake up before it’s too late” van de UNCTAD al op. Gelukkig zijn er goede alternatieven voor handen voor een vernieuwde landbouw in balans met de natuur die wel de mensheid kan voeden, ook op lange termijn.

Honger bestrijden is bovendien niet louter een kwestie van meer voedsel kweken. Vandaag wordt meer dan genoeg voedsel geproduceerd en toch is er honger. Honger heeft veeleer te maken met politieke en economische factoren: armoede, discriminatie en toegang tot voedsel. Als we meer gaan produceren, zal dat niet vanzelf ter beschikking komen van diegenen die dat voedsel het meest nodig hebben, wel daar waar de landbouwproductie voor de hoogste prijs kan verkocht worden.

In plaats van steeds te focussen op continue productieverhoging zouden de beschikbare gronden beter ingezet worden voor humane voeding in plaats van veevoeders of biobrandstoffen. Bovendien moet afgerekend worden met de vele voedselverliezen in de keten. Onderzoek geeft aan dat de wereld op een agro-ecologische manier kan gevoed worden in een bredere strategie waarbij nauwelijks of geen gronden meer ingezet worden voor veevoederproductie en waarbij voedselverspilling grondig wordt aangepakt.

Overigens gaat men er te gemakkelijk van uit dat de opbrengststijgingen van de vorige eeuw gehandhaafd kunnen worden. Vandaag al wijzen de cijfers er op dat het gedaan is met de exponentiële groei: tijdens de recentste decennia zien we dat de opbrengststijgingen afvlakken, wellicht als gevolg van klimaatverandering en de aanhoudende bodemdegradatie. Niet onlogisch, want we hebben immers te maken met genetisch uniforme monoculturen die erg kwetsbare landbouwsystemen zijn, gevoelig voor epidemieën en diverse stressfactoren. Het zijn industriële landbouwsystemen die sterk afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen en chemie voor de productie van kunstmest resp. bestrijdingsmiddelen. Ze tasten de vruchtbaarheid van onze bodems aan en vergen veel water. Industriële landbouw is daarom op lange termijn niet vol te houden. Heel wat landen wereldwijd leven vandaag in een tijdelijke “food bubble” van voedselzekerheid, terend op de bodems, de grondwaterreserves en de natuurlijke hulpbronnen.

In het debat omtrent voedselzekerheid, lijkt niet zozeer de nadruk op meer productiviteit (van hetzelfde) op z’n plaats, dan wel een pleidooi voor meer agrobiodiversiteit om een gezond en divers voedselpatroon te realiseren. 

En het wereldvoedselprobleem is meer dan enkel honger (in termen van calorieën) bestrijden. Steeds meer mensen hebben te maken met obesitas, overgewicht of gebrek aan voedzame micronutriënten. Ook dit is een gevolg van onder meer de bodemdegradatie en de éénzijdige, op productie (in kilo’s) gerichte veredeling. Middelen voor landbouwonderzoek en – investeringen zijn historisch vooral besteed aan enkele calorierijke bulkgewassen. Maar voedselzekerheid moet meer zijn dan louter calorieën garanderen!

In het debat omtrent voedselzekerheid, lijkt niet zozeer de nadruk op meer productiviteit (van hetzelfde) op z’n plaats, dan wel een pleidooi voor meer agrobiodiversiteit om een gezond en divers voedselpatroon te realiseren. Het omkeren van de genetische erosie van onze voedselgewassen is een cruciaal aandachtspunt vanuit nutritioneel oogpunt, dat bovendien ook aan te bevelen is om de veerkracht van ons voedselsysteem tegen externe schokken zoals klimaatverandering te verhogen. En ook de biodiversiteit in z’n breedste betekenis moet gevrijwaard worden. Het ecosysteem met z’n insecten, bodemfauna en andere levensvormen voorziet immers de nodige ecosysteemdiensten om onze voedselproductie überhaupt mogelijk te maken. En we hebben uiteraard ook nood aan veerkrachtige bodems met voldoende organische stof voor een gezond bodemleven. Bemestingsstrategieën met aandacht voor koolstofrijke, traag werkende bemesting, met organische meststoffen, compost of groenbemesters, zodat het bodemleven weer gezond en actief wordt.

Landbouwbodems hebben het de laatste eeuw zwaar te verduren gehad. Er zal tijd nodig zijn om ze opnieuw op peil te krijgen. Platvloerse vergelijkingen tussen gangbare en biologische (agro-ecologische) landbouw zijn daarom intellectueel oneerlijk. Een bodem die decennialang te lijden heeft gehad onder kunstmeststoffen en pesticidegebruik moet eerst opnieuw herstellen. Positief nieuws is dat herstel van bodems wel degelijk mogelijk is.

Kortom, willen we de wereld adequaat voeden, vandaag en in 2050, dan hebben we nood aan agro-ecologische voedselsystemen en boeren, véél boeren, die ruimte bieden voor (agro)biodiversiteit!

Lees ons volledige antwoord op de mythe dat industriële landbouw de wereld gaat voeden.