Milieurapport: 'ons voedingsmodel leefbaar houden'

Publicatiedatum
Afbeelding
Afbeelding
KVL Creative Nature voor BioForum
Inleiding

De milieu-afbraak door onze huidige voedselproductie is zo groot dat we de komende generaties met een hongerige maag opzadelen. Dat is de conclusie van het Milieurapport (MIRA) van de Vlaamse Milieumaatschappij dat deze maand werd voorgesteld in het Parlement. Broeikasgassen, landgebruik, verzuring, vermesting en watergebruik: allemaal hebben ze te lijden onder de landbouw zoals die vandaag gangbaar is, maakte internationaal onderzoek eerder al duidelijk. Hoe zit dat precies? En welke oplossingen zijn er? We lezen het in dit opiniestuk van Laurens De Meyer, (Bond Beter Leefmilieu).

Nooit meer honger

Na de wereldoorlogen waren de Europese leiders het eens: Europa mocht nooit meer honger kennen. Een opgedreven productie moest die voedselsoevereiniteit garanderen. Binnen het decennium haalden we dit doel. Maar dat betekende niet dat het paradigma wijzigde: intensief is ook vandaag de norm. Niet omdat wij niet genoeg te eten hebben, wel om goedkoop te kunnen exporteren.

Zoveel mogelijk produceren tegen de goedkoopste prijs en een blind geloof in intensivering en technologie heeft geleid tot een voedingssector die goed is in goedkope voeding produceren. Maar er is een keerzijde aan de medaille. De milieu-afbraak is zo groot dat onze huidige voedselproductie deze van de komende generaties in het gedrang brengt.
 

Alternatieve systemen

Is er dan een andere optie? Jazeker: er bestaan alternatieve voedingssystemen die voldoende voedsel produceren en de negatieve gevolgen van de grootschalige industriële productie niet kennen. Deze stoten echter op een beleidsmatig probleem. Het huidige voedingssysteem en alle kennis, technologie, instituten, infrastructuur, praktijken, gewoontes, regels, normen, waarden en denkpatronen die ermee samenhangen, zijn de laatste decennia afgestemd op één model: de intensieve, industriële en op export gerichte voedselproductie. Het zijn grootschalige bedrijven die stelselmatig bevoordeeld worden bij het uitdelen van landbouwsubsidies.

Het gevolg: systemen zoals stadslandbouw, biologische teelt, agroforestry of agro-ecologie blijven hangen in de marge. Ondanks de ecologische, maar ook de sociale en economische crisis in de landbouw blijft Boerenbond de hand van onze landbouwminister vasthouden. Diepgaande, structurele hervormingen houdt men tegen. De sense of urgency ontbreekt. Het pleidooi van de landbouworganisaties rond het nieuwe landbouwbeleid liegt er niet om. Het landbouwbeleid moet een louter economische invulling krijgen, klinkt het unisono uit deze hoek.

'Als we voedsel blijven produceren zoals we dat vandaag doen, heeft straks niemand nog te eten.'

Anders eten

Dat het anders kan, zegt nu ook het MIRA-rapport. De onderzoekers lijsten een hele rits onderbouwde oplossingsrichtingen op. Op een andere manier voeding consumeren is de eerste. De consument heeft de kracht van het getal achter zich. De grootste milieuwinst valt te halen bij minder en betere dierlijke producten. Dierlijke producten hebben een hogere voetafdruk dan hun plantaardige tegenhangers. Dit door hun hoge broeikasgasemissies, stikstofverliezen, land- en watergebruik. Het halveren van onze dierlijke consumptie en productie kan broeikasgasemissies en stikstofverliezen met 40% verminderen.

Met een kleinere veestapel is het ook makkelijker om meer aandacht te besteden aan dierenwelzijn en kringlopen te sluiten. Het MIRA-rapport besluit dat met de huidige veestapel het duurzaam sluiten van kringlopen onmogelijk is. Hierdoor is hun circulaire waarde erg klein. De eiwittransitie, met een juiste balans tussen dierlijk en plantaardig, draagt vooral kansen. Nieuwe teelten zoals kikkererwten, insecten, algen en op lange termijn kweekvlees laten alternatieve verdienmodellen ontstaan. Dit is een uitweg voor de primaire sector uit het doodlopende straatje van de export van anonieme bulkproducten, waarbij de belastingbetaler een belangrijk deel van de kosten draagt.
 

Leiders met een visie op voedsel

Om deze transitie te realiseren, is een voedselvisie nodig. Deze moet een kader scheppen met een duidelijk beeld over hoe onze voedselproductie er zal uitzien in de toekomst. Wat een houdbare omvang van de veestapel is, komt hierin centraal te staan. Dit creëert ook een stabiel investeringskader voor de nieuwe generatie landbouwers. Nu komen ze al te vaak vast te zitten in een uitzichtloze financiële situatie, de zogenaamde ‘lock in’. Om deze transitie vorm te geven, zijn financiële stimuli vanuit de overheid nodig.

Een breed gedragen voedselvisie zorgt er ook voor dat alle beleidsdomeinen betrokken worden. Zo moet men de voedingsdriehoek verder ondersteunen en verspreiden. Ook een hervorming van het VLAM is aan de orde. De 200.000 folders die verspreid werden op scholen om vlees te promoten, wijzen op een totaal voorbijgestreefde en onverantwoorde visie en missie. Door de decennialange lage prijzen is het belang van vlees te groot geworden in onze huidige eetcultuur. Van meer plantaardige voeding het nieuwe normaal maken is de overheidstaak bij uitstek. Dit kan door het onderwerp meer aandacht te geven in onderwijs, jeugdwerk en het verenigingsleven. Maar ook door als overheid het goede voorbeeld te geven in kantines en door het inschakelen van influencers.

Het sluitstuk is het opzetten van een distributiebeleid. Supermarkten hebben een unieke link met de consument. Hen aanzetten om via marketing- en nudgingprincipes consumenten spontaan te laten kiezen voor de duurzame optie, kan snel de gewenste resultaten geven.
 

Kan het nog beter?

Kan het klassieke systeem nog beter? Ook die vraag stellen de onderzoekers. De intensieve productie leidt tot een te grote druk op het milieu. Maatregelen die zorgen voor een efficiëntiestijging per eenheid product hebben door de grote productie zelden tot een afname van de milieudruk geleid. Veel kilo’s zeer efficiënte varkenslapjes laten nog steeds een grote voetafdruk achter.

Het potentieel om te verbeteren is bij voeding beperkt en het laaghangend fruit is intussen geplukt. Voedselproductie maakt gebruik van natuurlijke processen die we niet helemaal kunnen veranderen. Zo blijven koeien broeikasgassen opboeren. Het eco-efficiëntiedenken, ingebed in de sector brengt ook heel wat moeilijkheden mee. Zo zijn het vaak zeer kapitaalintensieve toepassingen met een moeilijk in te schatten toepasbaarheid. De nadruk ligt steeds op individuele milieuparameters terwijl andere milieuaspecten de rekening betalen. Meer eiwit toevoegen aan veevoeder geeft minder methaan per liter melk. Tegelijk stijgt hierdoor de emissie van lachgas en ammoniak en je wordt nog meer afhankelijk van buitenlandse eiwitbronnen waar regenwoud voor verdwenen is. In de totaliteit ben je dus verder van huis. De onderzoekers van het MIRA-rapport komen tot de conclusie dat optimalisatie van het conventionele systeem niet volstaan. Al tien jaar lang zien we een stagnering in milieuparameters. De overheid zal sturende keuzes moeten maken.

'Een echte duurzame oplossing op lange termijn ligt in het herdenken van het hele systeem met agro-ecologie als een belangrijk pad voor systeeminnovatie.'

Systeemverandering

Een echte duurzame oplossing op lange termijn ligt in het herdenken van het hele systeem. Voornamelijk agro-ecologie schuiven de onderzoekers naar voren als een belangrijk pad voor systeeminnovatie. Gangbare landbouw is afhankelijk van externe inputs voor het verhogen van de productiviteit en en beheersen van natuurlijke risico’s. Agro-ecologie maakt net gebruik van natuurlijke processen en diensten, de zogenaamde ecosysteemdiensten. Het is ook een systeemvisie met een veel sterkere maatschappelijke betrokkenheid.

Een mooi voorbeeld is de integratie van dierlijke en plantaardige productie. Hierbij worden kringlopen afgestemd op elkaar en treden efficiëntiewinsten op. Bepaalde reststromen uit de plantaardige sector kunnen zo op bedrijfs- of regioniveau gevaloriseerd worden. Zo kunnen een aardappelboer en varkenskweker samenwerken waarbij de ene reststromen gebruikt als voeding voor de dieren en de andere mest voor het verbeteren van de bodemkwaliteit. Beiden worden minder afhankelijk van externe inputs. Een afstemming van de veestapel op wat beschikbaar is aan reststromen geeft een evenwichtige stikstofkringloop.
 

Uit de niche

Deze nieuwe systemen moeten uit de niche breken vinden de onderzoekers. Dit kan enkel als de overheid de eerder geschetste padafhankelijkheid doorbreekt. Nu is het beleid te sterk gericht op industriële productie, export en groei. Dat dit systeem ook economisch geen steek houdt, bewijzen de Ruslandboycot en de aankomende brexit. Reconversie en systeeminnovatie staan nog niet op de agenda van onze beleidsmakers. Toch is dit nodig om voedsel te produceren binnen de draagkracht van ons ecosysteem. Hierdoor zal de veerkracht van onze voedselproductie toenemen. Andere systemen zijn minder gevoelig voor ziekten, klimaatwijzigingen en een veranderende economische of geopolitieke context.

Volgens het rapport ligt de essentie bij verder investeren in kennisontwikkeling voor alternatieve modellen. Nu gaan grote stromen belastinggeld naar het verbeteren van de eco-efficiëntie. Dit moet men heroriënteren naar technische, wetenschappelijke en ook socio-economische kennis rond nieuwe voedingssystemen. Hiervoor zijn publieke middelen nodig. Deze systemen denken buiten onze huidige economische paradigma’s waardoor privémiddelen uitblijven. Het is aan de overheid om dit marktfalen op te vangen. Een volgende verantwoordelijkheid ligt bij het breed verspreiden van deze kennis naar de landbouwers en het landbouwonderwijs.

Dit zal een heroriëntering van de subsidies vragen. Een brede duurzaamheidstoets inbouwen in het bestaande subsidiesysteem kan conventionele landbouwers belonen voor het toepassen van agro-ecologische principes. Directe steun moet gekoppeld worden aan voorwaarden rond maatschappelijke diensten zoals het ondersteunen van de biodiversiteit, proper water en gezonde bodems. Willen we ons voedingsmodel leefbaar houden dan is actie nodig.
 

Durf doen

De sector heeft nood aan een duidelijk kader op lange termijn met heel concrete maatregelen in de juiste richting op korte termijn. Hiervoor moet de overheid moedige beslissingen nemen. Een afbouw van de veestapel binnen een strategische visie, een breed gedragen voedingsbeleid en het heroriënteren van overheidsmiddelen voor efficiëntieverbetering naar systeemverandering zijn de kernpunten. Dit zal de voedingsketen een sterke duw geven in de duurzame richting. We hebben binnen tien jaar in Europa een zelfvoorzienend voedingssysteem opgebouwd na twee verwoestende oorlogen. Met de huidige middelen is de transitie naar een duurzaam voedselsysteem binnen twee decennia te realiseren. Zo garanderen we voldoende voedselproductie vandaag en voor de komende generaties.


Het nieuwe Milieurapport van de Vlaamse Milieumaatschappij kan je hier raadplegen. 

Dit opiniestuk is afkomstig van Laurens De Meyer, beleidsmedewerker landbouw en voeding bij Bond Beter Leefmilieu, een van de partnerorganisaties van Voedsel Anders. Lees meer over Bond Beter Leefmilieu.