Wie het zaad in handen heeft, beheerst de toekomst van voedsel. In vele delen van Afrika verschuift die macht van gemeenschappen naar multinationals. Onder het mom van modernisering worden kleinschalige landbouwers aangespoord om commerciële, zogenaamd verbeterde zaden te gebruiken, vaak in combinatie met synthetische meststoffen en pesticiden. In gebieden met grillige regenval en extreme droogte, zoals Karamoja in Oeganda, leidt dit veelal tot misoogsten, het verlies van generatieslang verfijnde zaaddiversiteit en vooral, verlies van autonomie.
Sorghum geteeld in mengsels van landrassen: de ruggengraat van Karamoja
Nakiru verdwijnt in haar veld tussen de lange sorghumstengels. De rode, witte, bruine, en gele afrijpende graanpluimen ruisen in de wind, met de bergen van Moroto op de achtergrond. Tussen het gekwetter van vogels door en geschreeuw van een paar kinderen die verderop diezelfde vogels van het veld aan het jagen zijn, horen we enkel nog haar stem: ‘Deze variëtieit is het best om pap te maken,… deze voor bier,… deze zijn bitter, dus de vogels lusten ze niet…’.
Hier en daar breekt ze een stengel van een plant met rijpe sorghumvruchten af. Het is augustus, oogsttijd, en elke dag komt Nakiru de rijpe granen die ze die dag nodig heeft oogsten. Vandaag enkele zoete variëteiten om rauw te eten, en enkele om ngagwe van te brouwen, het lokale bier. ‘Ik heb dit jaar de verhouding van zoete zaden wat kleiner gehouden, zodat, wanneer een vogel in mijn veld landt, de kans groter wordt dat hij proeft van een bitter ras, en zijn interesse in mijn sorghum verliest.’
In Karamoja, een droge regio in het noordoosten van Oeganda, vormen sorghum en rondtrekkende veehouderij de ruggengraat van het bestaan. De agro-veehouders in Karamoja zijn geen typische kleinschalige boeren: hun productiesysteem berust op generaties aan verfijnende kennis en is diep ingebed in de cultuur. Zo worden de graasroutes van hun vee nauwkeurig afgestemd op de veranderende mogelijkheden van het landschap en de seizoenen, op zoek naar gunstige combinaties van voederplanten en de hoogste concentraties aan voedingsstoffen.
Ook de akkerbouw is gebaseerd op die verfijnde culturele kennis. In elk dorp worden tientallen sorghumvariëteiten verbouwd, in mengsels. Zaden worden gemengd, en uitgezaaid. Niet willekeurig, elke familie weet perfect hoeveel van welke rassen ze willen inzaaien. Het resultaat zien we boven Nakiru uittorenen, een veld met een kleurrijk ensemble van afrijpende sorgumzaden. Echter, de kracht van dit systeem zit niet in het kleurenpallet.
‘Sorghum is onze energiebron, ons voedsel en dat van onze dieren. We gebruiken de granen zelf, in pap, soms gemengd met wilde vruchten, brood en bier, de sappige stengels eten we ook, de andere zijn voedsel voor het vee, en worden ook gebruikt om daken van tijdelijke schuilplaatsen voor de herders te bekleden’, vertelt Natee uit Moroto. ‘Voor elke toepassing gebruiken we een specifieke variëteit. Ze hebben allemaal een andere kleur, smaak, en naam. In ons dorp verbouwen we meer dan twintig variëteiten. Elke familie verbouwt haar eigen mengsel van specifieke landrassen.’
Sommige rassen smaken bitter, andere zoet. Sommige verdragen droogte, andere overmatige regen. Sommige zijn resistent tegen ziektes, andere tegen insectenvraat.
Deze teelten in mengsels van variëteiten werken als een soort verzekering. In onvoorspelbare klimaatomstandigheden is er altijd wel een variëteit die standhoudt, ongeacht hoe wispelturig het seizoen verloopt. De mengsels geven hogere opbrengsten dan monoculturen, bitter en zoet door elkaar beperkt de vogelvraat, vroegrijpe en laatrijpe rassen zorgen dat er nog steeds opbrengst is tijdens een extreem droog jaar. Sorghum wordt vaak gecombineerd met zonnebloemen, en komkommers, watermeloen, en pompoen noemen de Karamojong hun “eerste redders”, omdat ze deze al kunnen oogsten van hetzelfde veld wanneer de sorghum nog niet rijp is. Op deze manier worden risico’s nog verder gespreid en de veerkracht van het systeem verhoogd.
Elke zaadsoort vervult een functie in een complex sociaal-ecologisch web. Ze zijn een eeuwenoude strategie om zich aan te passen aan het onvoorspelbare klimaat dat kenmerkend is voor droge gebieden zoals Karamoja.
Elke zaadsoort vervult uiteindelijk een functie in een complex sociaal-ecologisch web. Dat web werkt niet volgens de wetten van de markt, maar volgens die van de gemeenschap, en ze zijn een eeuwenoude strategie om zich aan te passen aan het onvoorspelbare klimaat dat kenmerkend is voor droge gebieden zoals Karamoja.

Het eeuwenoude samenspel tussen rondtrekkende veehouderij en de diverse landbouwcultuur in Karamoja staat onder druk. Vanuit het idee van “ontwikkeling door landbouwinnovatie” worden de Karamojong steeds vaker benaderd door vertegenwoordigers van landbouwagentschappen en donoren met glanzende zakken “verbeterde” zaden. Die beloven hogere opbrengsten en modernisering, maar in de praktijk doen deze rassen het vaak slecht in Karamoja: ze zijn vatbaar voor ziektes, niet bestand tegen lokale omstandigheden en missen de gewenste eigenschappen van het graan.
Zoals een racewagen en een tractor elk hun eigen terrein hebben, zo geldt dat ook voor zaden. Een veredeld ras kan onder ideale omstandigheden uitstekend presteren, maar elders volledig mislukken. In regio’s met een grillig en onvoorspelbaar klimaat, zoals Karamoja, zijn vooral robuuste zaden en veerkrachtige landbouwpraktijken nodig. ‘We kregen zogezegd verbeterde zaden, maar wat is er beter aan? We hebben ze één jaar gezaaid, maar de oogst mislukte’, vertelt Aleper. ‘Ze brengen minder op en smaken niet zoals onze eigen sorghum. We willen ze niet verbouwen, onze eigen variëteiten groeien veel beter.’
Het gebeurt niet zelden dat het groeien van gecommercialiseerde zaden door vertegenwoordigers gekoppeld wordt aan andere gunsten: ‘Geen verbeterd zaad op de velden, dan ook geen irrigatiesysteem.’ Op die manier wordt families een strohalm voorgehouden, die hen langzaam maar zeker richting de volgende vicieuze cirkel lokt.
Wanneer oogsten mislukken, worden zaden schaars, en moeten families noodgedwongen zaden kopen op de markt, vaak mengsels van onbekende en hybride rassen die niet aangepast zijn aan de lokale omstandigheden. Zo verdwijnen de landrassen, en dus het waardevol genetisch materiaal dat eeuwenlang werd verfijnd. En wie zijn zaadvoorraad verliest, verliest ook controle over zijn toekomst.
Gelukkig zien zijn er nog dorpen die erin slagen, mede door uitwisseling van zaaigoed, hun lokale variëteiten goed te bewaren, voorlopig nog...
Wanneer oogsten mislukken, worden zaden schaars, en moeten families noodgedwongen zaden kopen op de markt, vaak mengsels van onbekende en hybride rassen die niet aangepast zijn aan de lokale omstandigheden.
Over de landrassen in Karamoja, en over de lokale manieren waarop deze worden verbouwd, is buiten de regio tot dusver nauwelijks iets bekend. De rijke lokale kennis vormt een blinde vlek in landbouwontwikkelings- en veredelingsprogramma’s, die doorgaans werken met gekende variëteiten die niet zijn aangepast aan de specifieke omstandigheden van Karamoja. Bovendien houden deze programma’s geen rekening met de teelttechnieken en de veelzijdige gebruiken van de Karamojong.
En het blijft niet bij sorghum alleen. Ook landrassen van maïs en zaden van lokale groenten worden steeds meer verdrongen door de introductie van gecommercialiseerde soorten en variëteiten, terwijl de herinnering eraan bijna mythische proporties aanneemt: ‘Hoog in de bergen van Moroto zijn er nog dorpen waar mensen zaden van lokale groenten gebruiken, hier zijn we ze verloren…’
Een andere aanpak is dus hoognodig. Landbouw- en veredelingsinitiatieven moeten de lokale landrassen en kennis integreren in hun programma’s, willen ze effectief bijdragen aan een robuuster landbouwsysteem. Zonder de integratie van deze lokale inzichten dragen veredelingsprogramma’s niet alleen indirect bij tot voedselonzekerheid in Karamoja, maar versnellen ze ook het verlies van deze waardevolle kennis. Kennis die broodnodig is om een duurzame toekomst voor de gemeenschappen te waarborgen.
Wie het zaad in handen heeft, beheerst het hele voedselsysteem
Zaad is de basis van elk landbouwsysteem. Wie bepaalt wat groeit, wie kan telen en wie kan eten, heeft macht. In vele delen van Afrika verschuift die macht van gemeenschappen naar multinationals zoals Bayer-Monsanto, Corteva, Syngenta en BASF, vaak gesteund door overheden die de nodige wetgeving creëren. Commercieel veredelde zaden zijn meestal hybriden, en soms genetisch gemanipuleerd. Ze worden gepatenteerd en als handelswaar verkocht. Hun gewenste eigenschappen gaan echter verloren na één generatie, waardoor boeren de geoogste zaden niet kunnen hergebruiken voor de volgende teelt. Hierdoor worden ze gedwongen elk jaar opnieuw zaden aan te kopen.
Voor kleinschalige boeren zonder veel marge een kwetsbare situatie. Onder het mom van modernisering worden zij aangespoord om deze veredelde zaden te gebruiken. Wat ooit een gemeenschappelijk goed was – bewaard, geruild en doorgegeven door lokale boeren – komt zo steeds meer in handen van multinationals. Daarenboven introduceren landbouworganisaties deze zaden, veredeld in sterk gecontroleerde omstandigheden, vaak in regio’s zonder rekening te houden met de lokale culturele en klimatologische context.
In gebieden met grillige regenval en extreme droogte, waarvan Karamoja in Oeganda slechts één voorbeeld is, leidt dit veelal tot misoogsten, het verlies van generatieslang verfijnde landrassen en zaaddiversiteit en vooral, verlies van autonomie. In een wereld waarin klimaat en markten steeds onvoorspelbaarder worden, tonen eeuwenoude tradities van agro-pastoralisten, zoals de Karamojong, dat hun landbouwsysteem net wél veerkrachtig en toekomstbestendig is. Het vervangen of verstoren van werkende, veerkrachtige lokale systemen door extractieve, winst gedreven modellen, is volstrekt onlogisch en ondermijnt de voedselzekerheid. Hun lokale zaaddiversiteit en traditionele kennis zijn geen achterhaalde praktijken uit het verleden, maar een basis en voorwaarde voor voedselsoevereiniteit in de toekomst.
Afrika wordt gezien als de “laatste grens” van de wereldeconomie: een continent vol natuurlijke rijkdommen en onontgonnen markten. Met steun van internationale partners en nationale overheden worden commerciële zaden gepresenteerd als hét middel om landbouw te moderniseren. Beleidsprogramma’s koppelen leningen, subsidies en wetgeving aan de aankoop van deze zaden, waardoor kleinschalige boeren systematisch worden aangezet om over te schakelen op commerciële rassen. De belofte is efficiëntie en voedselzekerheid, maar de realiteit is afhankelijkheid en kwetsbaarheid.
De belofte is efficiëntie en voedselzekerheid, maar de realiteit is afhankelijkheid en kwetsbaarheid.
Veredelde zaden, ontworpen voor uniformiteit en hoge opbrengst, zijn vaak niet aangepast aan lokale omstandigheden of klimaatvariabiliteit. Wanneer een oogst faalt, blijven boeren achter met schulden en verliezen ze hun autonomie.
Bovendien criminaliseert dit “moderne” zaadsysteem het bewaren en ruilen van zaden zonder licentie. Wat generaties lang een collectieve praktijk was, wordt plots een misdaad. Voor bedrijven betekent dat winstzekerheid, voor boeren een doodvonnis voor hun autonomie en waardigheid.
Agro-ecologie
Wat in Karamoja al eeuwenlang vanzelfsprekend is, wordt internationaal erkend als een duurzaam landbouwmodel voor de toekomst. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat agrobiodiversiteit, gemengde teeltsystemen en kennisdeling de veerkracht van landbouw vergroten, ziekten beperken, bodems verbeteren en de risico’s spreiden.
Daarnaast groeit wereldwijd onder onderzoekers het bewustzijn dat lokale gewassen, landrassen en de bijbehorende kennis een waardevolle basis vormen voor voedselzekerheid en de verdere ontwikkeling van deze veerkrachtige landbouwsystemen.
Over het hele continent ontstaan tegenbewegingen die zaden terug in handen van boeren willen leggen. Lokale zaadbanken worden opgericht, vrouwen ruilen zaden op markten, en jongeren brengen oude variëteiten opnieuw tot leven.
Agro-ecologie is daarbij niet enkel een praktijk, maar ook een beweging en een wetenschap: ze vertrekt van diversiteit in plaats van uniformiteit, en van samenwerking met de natuur in plaats van controle erover. Het is een landbouwfilosofie die de wijsheid van generaties respecteert, wetenschappelijke kennis integreert en tegelijkertijd veerkrachtige gemeenschappen opbouwt.
Dierenartsen Zonder Grenzen ondersteunt agro-ecologische veehoudersgemeenschappen in Karamoja, Oeganda alsook in zeven andere Afrikaanse landen. Door te investeren in eigenaarschap van lokale gemeenschappen versterken ze hun sociale, economische en ecologische veerkracht én hun autonomie. Zo draagt de ngo bij aan een toekomst waarin veehoudersgemeenschappen zelf richting geven aan hun voedsel, hun landschap en hun leven.
Deze tekst werd oorspronkelijk gepubliceerd op MO*
Foto bovenaan: © Tim Dirven - Dierenartsen Zonder Grenzen
Met portretten uit de agro-ecologische beweging toont Voedsel Anders wat mogelijk is. Je vindt alle portretten hier.