Landsharing of landsparing? Naar reële oplossingen!

Publicatiedatum
Afbeelding
Afbeelding
Voedingsbeleid
Inleiding

Discussies over het sharing- of sparingmodel, al dan niet aangevuld met het nieuwe ‘driecompartimentenmodel’, steken te pas en te onpas hun hoofd boven. Voedsel Anders boog zich over deze visie(s) en komt tot een eigen conclusie die de complexiteit omarmt en nuance aanbrengt.  

Hoe kunnen we voldoende voedsel produceren voor een groeiende wereldbevolking en tegelijk de impact van ons voedselsysteem op de natuur verlagen? De vraag is de laatste jaren actueler dan ooit.   Voorstanders van het landsparing model geloven dat het best is om landbouw en natuur te scheiden (sparing): maximale voedselproductie op een zo klein mogelijke oppervlakte, zodat er ruimte vrij komt voor puur natuurbehoud. In dit model worden landbouw en natuur (quasi) volledig van elkaar losgekoppeld. Dit in tegenstelling tot het landsharing model, waar landbouw en natuur volledig met elkaar worden verweven (sharing). Deze twee visies zijn niet nieuw en vormen al decennia een bron voor discussie.

Voor Voedsel Anders is deze discussie eerder theoretisch en vaak ongenuanceerd. We hebben nood aan oplossingen die aansluiten bij de realiteit op het veld. Boodschap is om  ecosysteemdiensten optimaal te benutten en ondersteunen en rekening te houden met de specifieke kenmerken van de omgeving.

"Voor Voedsel Anders is deze discussie eerder theoretisch en vaak ongenuanceerd. We hebben nood aan oplossingen die aansluiten bij de realiteit op het veld."

Maximalisatie? Optimalisatie!

Het ‘sparing model’ en haar streefdoel van maximale  productie, sinds de jaren ‘60 de dominante praktijk, heeft heel wat ongewenste effecten op de kwaliteit van onze bodems, het milieu, de natuur en het klimaat evenals op de arbeidsomstandigheden voor vele landbouwers. Het creëert een grote druk om steeds meer en intensiever te produceren. Dergelijk systeem is bijgevolg niet houdbaar op de lange termijn en bedreigt de voedselzekerheid voor toekomstige generaties. 

Eerder dan op een ‘maximale’ productie, is het slimmer om in te zetten op een ‘optimale’ productie. Het lijkt een klein verschil, maar het betekent in de praktijk een heel andere  kijk op onze voedselproductie. Het gaat om een meer holistische benadering waarbij opbrengst niet ten koste gaat van natuurlijke hulpbronnen. Deze benadering spoort samen met een agro-ecologische visie op onze voedselproductie. Steeds meer studies geven aan dat het mogelijk is om via een agro-ecologische landbouw de wereld te voeden. Tenminste als we tegelijkertijd inzetten op een betere verdeling van ons voedsel, overproductie en verspilling zo veel mogelijk vermijden, meer plantaardig gaan eten en inzetten op het bestrijden van armoede. In dit model krijgen boeren een veel sterkere en meer autonome rol in de voedselketen omdat ze niet langer afhankelijkheid zijn van een handvol bedrijven voor pesticiden, kunstmeststoffen of zaden. (1)

"Eerder dan op een ‘maximale’ productie, is het slimmer om in te zetten op een ‘optimale’ productie. Het lijkt een klein verschil, maar het betekent in de praktijk een heel andere kijk op onze voedselproductie."

Productiekloof

Een veel gehoord argument tegen het sharing model (dat vaak tot louter biologische landbouw wordt verengd) is dat het onvoldoende productief zou zijn. Daardoor vraagt het meer grond (het is dus extensief) en laat het minder ruimte voor ‘pure’ natuur. Een hoogproductieve intensieve landbouw die steunt op een hoog gebruik van inputs zoals pesticiden en kunstmest wordt dan weer vaak gezien als enige mogelijkheid om de productiekloof te dichten (bv in Oost-Europa en Afrika). Het dichten van deze productiekloof is een belangrijke uitdaging voor de toekomst (2), maar het is fout om te denken dat dit per definitie dient te gebeuren met behulp van extra pesticiden- en kunstmeststofgebruik. Een agro-ecologische aanpak met duurzame landbouwtechnieken kan dergelijke kloof dichten zonder onnodige bijkomende negatieve impact te genereren. In de realiteit bestaat vandaag zowel binnen de agro-ecologische (waaronder bio) als de gangbare landbouw een grote variatie aan intensieve en extensieve bedrijven. Het idee dat biologische of agro-ecologische landbouw minder productief is, wordt ook steeds meer achterhaald zeker als men de juiste context hanteert. Zo zijn de bestaande verschillen die aangetoond worden in vaak aangehaalde studies tussen input-intensieve en agro-ecologische landbouw kleiner in situaties van droogte of andere extremere omstandigheden (3) die we vandaag al in toenemende mate meemaken. Het potentieel van agro-ecologie werd tot vandaag eigenlijk nog veel te weinig onderzocht. Pablo Tittonel, professor agro-ecologie aan de Universiteit van Wageningen, stelt het mooi in perspectief: er is geen productiekloof maar een onderzoekskloof. Er vallen met andere woorden nog heel veel (productie)winsten te boeken binnen een agro-ecologische aanpak.

Bij deze eenzijdige focus op intensieve vs. extensieve productie gaat men bovendien voorbij aan enkele andere en heel reële oorzaken van honger of tekort aan voedsel. Vandaag wordt wereldwijd ruim voldoende voedsel geproduceerd om de wereldbevolking te voeden. Alleen komt dit vaak niet op de juiste plaats terecht en zorgt o.a. armoede ervoor dat veel mensen vandaag onvoldoende toegang hebben tot (voedzaam) voedsel. Ondanks een verhoogde productie, die in theorie toereikend zou moeten zijn om te voorzien in de basisbehoeften, zijn de resultaten anno 2021 ronduit alarmerend: er is momenteel meer hongersnood dan 5 jaar geleden, een sterke toename van de malnutritie (ondervoeding, zwaarlijvigheid en ongezonde voeding), precaire levensomstandigheden in de landbouw- en voedselsectoren, onhoudbare milieuschade (biodiversiteitsverlies, klimaatopwarming) en een steeds grotere machtsconcentratie in de voedselketen. (4)

"Er is geen productiekloof maar een onderzoekskloof. Er vallen nog heel veel (productie)winsten te boeken binnen een agro-ecologische aanpak."

Het driecompartimentensysteem

Ondertussen is er sprake van een derde visie: het driecompartimentenmodel. Dit model voegt een extra factor toe aan het sharing-sparing-model: naast een compartiment ‘intensieve landbouw’, en een compartiment ‘pure natuur’ voegt men er één toe voor agro-ecologische landbouw. Dit laatste compartiment krijgt dus een plaats als ‘buffer’ tussen de twee. Dit model doet echter veel vragen rijzen over de plaats en de rol die men wil toekennen aan agro-ecologische landbouw en biedt alsnog geen antwoord op de vele simplificaties die het scheidingsmodel maakt. Hoewel dit driecompartimentenmodel een stap vooruit betekent t.o.v. het pure sparingmodel blijft ook dit model hangen in een te simplistische kijk op ons voedselsysteem. Hiermee wijkt deze visie ook sterk af van de conclusie van het High Level Panel of Experts van de UN ‘commissie wereldvoedselsystemen’ (CFS). Dit panel van experten stelt dat een radicale transformatie van ons voedselsysteem vereist is, die uitgaat van o.a. empowering, gelijkheid, regeneratieve productie en samenwerken met de natuur. Zij schuiven agro-ecologie naar voor als kader waarbinnen deze principes omarmd worden. 

"Voorstanders van het sparing model gaan ervan uit dat de vrijgekomen ruimte door intensivering van de landbouw wordt toegewezen aan natuur. In de praktijk is dat zeker geen wetmatigheid. "

Waarom het scheidings- en driecompartimentenmodel te eenvoudig en te theoretisch zijn


Een sterke achteruitgang van waardevolle soorten zoals de veldleeuwerik, de kiekendief en de kievit

Één van de voornaamste tekortkomingen van het scheidingsmodel en het driecompartimentenmodel, is de onderschatting van het belang van landbouwgebied voor de algehele biodiversiteit. Typische planten- en diersoorten, en vele andere ecosysteemdiensten zijn aan landbouwgebied verbonden. Naar schatting 50 % van alle wilde diersoorten in Europa zijn afhankelijk van landbouwgebied. (5) Vogels zoals de kievit, de kiekendief, de veldleeuwerik of de patrijs leven bijvoorbeeld in open cultuur- en/of graslandschappen met kleine landschapselementen. De biodiversiteit in ons landbouwgebied gaat er echter al decennia op achteruit. (6,7) Dit is vooral toe te schrijven aan de intensivering van onze landbouw met een hoog pesticiden- en kunstmestgebruik, intensief beheer van grasland, verlies van kleine landschapselementen, etc... De verweving van natuur in landbouwgebied is ook belangrijk voor de diversiteit aan soorten in de natuurgebieden zelf, namelijk door het creëren van ‘connectiviteit’ (verbinding) tussen de natuurgebieden. Hoe geïsoleerder en hoe kleiner de omvang van een populatie is, hoe kwetsbaarder deze wordt. Verbinding tussen natuurgebieden wordt in de toekomst nog belangrijker als gevolg van klimaatverandering. (8) Landbouw en natuur verweven is daarom een verstandige zet. 


Scheiden leidt niet per definitie tot meer natuur

Voorstanders van het sparing model gaan ervan uit dat de vrijgekomen ruimte door intensivering van de landbouw wordt toegewezen aan natuur. In de praktijk is dat zeker geen wetmatigheid. Integendeel: ondanks de toename aan intensieve landbouw is sinds 1990 zowel de oppervlakte natuur (-1,1%) als landbouw (-2,8%) in Vlaanderen afgenomen. (9) Ook de biodiversiteit in landbouwgebied is sinds die tijd verder afgenomen. Tweemaal verlies voor natuur dus. Dit komt omdat economische wetmatigheden in het vrije marktmodel voorrang hebben op voedselproductie: andere ruimtelijke functies zoals wonen, industrie, aanleg van wegen en andere infrastructuur,… kregen tot hiertoe steevast voorrang boven behoud van natuur. Er zijn momenteel te weinig garanties dat vrijgekomen landbouwgebied automatisch wordt omgezet naar natuurgebied. Het is bijgevolg zeer onzeker dat het scheiden van natuur en landbouw in de praktijk de natuur ten goede komt.


Een te hoge milieu- en gezondheidsimpact   

Een andere tekortkoming is dat het scheidingsmodel geen antwoord biedt op de hoge milieu-impact van intensieve landbouw. Grond- en oppervlaktewater voeden zowel landbouw, industrie, mens en natuur. Rivieren lopen als aders doorheen ons landschap. Broeikasgassen en ammoniak bewegen vrij in onze atmosfeer. Droogte is een probleem dat zich niet alleen voordoet op de plek waar water wordt opgepompt. De impact van intensieve landbouw is m.a.w. niet beperkt tot de plaats waar deze zich afspeelt. Dat onze intensieve landbouw met haar input aan pesticiden en kunstmeststoffen en haar output aan mest en nutriënten een impact heeft op de natuur, zelfs tot in onze natuurgebieden, wordt nauwelijks nog ontkend. Maar ook de mogelijke gezondheidseffecten op de bewoners in de landelijke gebieden, die in het versnipperde Vlaamse landschap niet in de een of de andere zone te vatten zijn, dienen in dit verhaal meer aandacht te krijgen.
 

Het welzijn van de mens achter de landbouwproductie

Europa kent al sinds de jaren ‘60 een intensivering van de landbouw onder het model van productiemaximalisatie. Het aantal boeren en boerinnen is daarmee sterk afgenomen en ook de inkomens van landbouwers namen af. Zij moeten concurreren met een internationale markt en met grote spelers die de prijs drukken door de grote volumes die zij produceren.  Er is nauwelijks nog ruimte voor het werk met hoofd, hart en handen. Kapitaalintensieve technologie, schaalvergroting en automatisering duwen landbouwers vaak in lock-ins waarbij ze jarenlang vasthangen aan (dure) leningen. Bovendien heeft dit model ook gevolgen voor boeren elders in de wereld. Zo zorgt de frietexport voor een verdringing van de traditionele aardappel op de Zuid-Amerikaanse markten (10) en verdringen kippen uit Antwerpen de lokale exemplaren in Ghana. (11) Het sparing-model heeft geen antwoord voor deze problemen en lijkt vooral meer van hetzelfde voor te stellen.

"Belangrijk is dat de schaarse open ruimte optimaal en meervoudig gebruikt wordt. Dit biedt een meerwaarde t.o.v. een eenzijdige focus op één dienst zoals enerzijds voedselproductie of anderzijds biodiversiteit binnen een natuurgebied."


Nood aan systeemdenken en een agro-ecologische visie: menselijk welzijn en optimaliseren van diverse ecosysteemdiensten staan centraal!

Als antwoord op de uitdaging om een toekomstgerichte voedselproductie vorm te geven, is het dan ook niet zinvol om te blijven hangen in de discussie rond scheiden of verweven. Wat de beste productiestrategie is voor een specifieke plek hangt af van de context en het desbetreffende landschap. Het blijft hierbij essentieel om steeds het menselijke welzijn en de talloze diensten die ecosystemen ons bieden als randvoorwaarden mee te nemen. (12) Deze multifunctionele aanpak typeert de agro-ecologische visie waarbij voedselproductie, behoud van natuur, berging van water, recreatieruimte, plaats voor inspiratie en beleving, hand in hand gaan. Afhankelijk van de context en de regio kan ingezet worden op een extensieve, dan wel intensieve productie met in acht name van de grenzen die gesteld worden voor  mens en milieu. Belangrijk is dat de schaarse open ruimte optimaal en meervoudig gebruikt wordt. Dit biedt een meerwaarde t.o.v. een eenzijdige focus op één dienst zoals enerzijds voedselproductie of anderzijds biodiversiteit binnen een natuurgebied. Tegelijkertijd biedt dit systeemdenken meerdere wegen uit de meervoudige (ecologische en sociale) crisis waar onze samenleving wereldwijd voor staat. Een holistische kijk op ons voedsel- en landbouwsysteem maakt ruimte voor het creëren van zowel ecologische, economische als sociale meerwaarde binnen de ruimte die we hebben. 

Wil je meer achtergrondinformatie, lees dan het artikel ‘Landbouw en natuur’, scheiden of verweven' dat Esmeralda Borgo, beleidsmedewerker bij BioForum, schreef in Oikos-magazine.

Attributie
  1. Poux X. & Aubert P.-M. (2018). An agroecological Europe in 2050: multifunctional agriculture for healthy eating. Institut du développement durable et des relations internationales (IDDRI), Paris.
  2. https://ourworldindata.org/yields-habitat-loss
  3.  Seufert V. et al. 2012. Comparing the yield of organic and conventional agriculture. Nature 485:229-232.
  4. HPLE rapport, Food Security and Nutrion, building a global narrative towards 2030
  5. Technical Report: EEA core set of indicators: revised version April 2003 (Kristensen P., EEA, Copenhagen, 2003). Via: https://unece.org/fileadmin/DAM/env/europe/monitoring/StPetersburg/EEA%20Core%20Set%20of%20Indicators%20rev2EECCA.pdf
  6. Schneiders, A., Alaerts, K., Michels, H., Stevens, M., Van Gossum, P., Van Reeth, W., & Vught, I. (2020). Natuurrapport 2020: feiten en cijfers voor een nieuw biodiversiteitsbeleid. (Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek; No. 2). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. https://doi.org/10.21436/inbom.18882202
  7. Seibold S., Gossner M.M., Simons N.K. et al. (2019). Arthropod decline in grasslands and forests is associated with landscape-level drivers. Nature 574, 671–674.
  8. C. Kremen and A. M. Merenlender, Science 362, eaau6020 (2018). DOI: 10.1126/science.aau6020
  9. Idem 3
  10. https://www.larepublica.co/globoeconomia/estallo-la-guerra-de-las-papas-fritas-colombia-impone-aranceles-y-belgica-amenaza-con-represalia-2791663
  11. https://www.thepoultrysite.com/articles/chickens-for-christmas-ghanas-unique-poultry-market
  12.  Bennett, E. Changing the agriculture and environment conversation. Nat Ecol Evol 1, 0018 (2017). https://doi.org/10.1038/s41559-016-0018